Categorieën
publicatie verbinding & vertrouwen

Verhalen vormen het geweten

Verhalen vormen het geweten

… en vertellen ze hun kinderen

Het vertellen van verhalen is een belangrijke opvoedkundige bezigheid. Verhalen vormen het geweten. In dit artikel wordt uitgelegd hoe dat werkt. In het eerste gedeelte gaan we in op de fasen van gewetensvorming. Daarna onderzoeken we aan welke kenmerken een goed verhaal voldoet. Tenslotte brengen we die twee zaken bij elkaar: hoe kunnen verhalen een rol spelen in de dagelijkse praktijk van de gewetensopvoeding? Dat gaat doorgaans onbewust, maar na het lezen van dit artikel kunt u dat ook doelgericht inzetten. 

Vier fasen in de gewetensvorming.

 In een eerder artikel over ‘Het touw van de tucht’ is ingegaan op gewetensvorming, van vasthouden naar loslaten. Dat artikel is gepubliceerd in juni 2019 en na te lezen via bit.ly/touwtucht. In dat artikel wordt de gewetensvorming beschreven hoe deze zich ontwikkelt in verschillende fasen. Dat zijn er vier en we laten het hier beknopt terugkomen.

Zuigeling en peuter

De eerste fase is die van zuigeling en peuter. In deze fase staan aandacht, hechting en lichamelijke aanraking centraal. Binding aan één of enkele vaste volwassenen is noodzakelijk voor de opvolgende fasen. Het gaat vooral om het ervaren van veiligheid. Niet alleen fysiek, maar in zijn totaliteit. Als het goed is, groeit het kind op in een omgeving die voorspelbaar, duidelijk en veilig is. Er zijn vaste gewoonten; er is rust, reinheid en regelmaat.

Kleuter

De tweede fase is die van kleuter. Kinderen in de leeftijd van vier tot zes jaar hebben doorgaans een scherp gevoel voor wat wel en niet mag. De morele ontwikkeling in deze jaren is bepalend voor later. Het kind krijgt bemoedigingen wanneer het dingen goed doet; het ontvangt straf als het dingen fout doet. Het geven van straf in deze fase heeft een vormend effect. De opvoeder ‘verbreekt’ dan bij wijze van spreken de relatie; althans in de beleving van het kind. En juist dat maant het kind om weer terug te keren naar de opvoeder. Straf dient uit liefde gegeven te worden en hoewel er sprake kan zijn van terechte boosheid, is de opvoeder oprecht bewogen met het kind. 

Schoolkind

Als het kind in de leeftijd is van zes tot twaalf jaar, de fase van schoolkind, is er sprake van een toenemend taalbegrip. Bij de kleuter was er een radicaal begrip van goed en fout; wat mag wel en wat mag niet. Nu krijgt het kind meer inzicht in het waarom en de nuance. Waarom dingen goed zijn, is geworteld in Bijbelse waarden. In het kader hiernaast staat er een aantal genoemd. Dat zijn abstracte begrippen die als kenmerk hebben dat ze duurzaam zijn en ruimte en tijd overstijgen. Dat is de kracht van waarden, maar willen ze betekenis krijgen in het leven van een kind, dan moeten deze waarden geplaatst worden in de context van verhalen. In het vervolg van dit artikel wordt uitgelegd hoe dat werkt.

Puber en adolescent

In de fase van puber en adolescent zal blijken of de Bijbelse waarden een vaste plaats hebben gekregen in het geweten van de jongere. De vórming van het geweten is feitelijk voorbij; deze fase is een oefenschool om de overgedragen waarden toe te passen in de praktijk van het alledaagse leven. Ook, en steeds meer, buiten de veiligheid van het eigen gezin en zonder toezicht van ouders. De waarden blijken niet alleen betekenis te hebben in de context van verhalen, maar in het eigen leven van de jongere. Dat is ook een verhaal – het eigen levensverhaal. Ouders kunnen in deze fase een belangrijke steun zijn voor jongeren door te luisteren naar hun verhalen. De dilemma’s waar ze mee worstelen en de vragen die ze hebben. En net als echte verhalen is er niet altijd een sluitend antwoord of een ‘happy end’, maar kunnen we als ouders het verhaal wel in perspectief plaatsen. Ook daar wordt verderop op ingegaan.

Wat is een goed verhaal?

 In het voorgaande hebben we gezien dat verhalen een belangrijke rol spelen om Bijbelse waarden betekenis te geven. Dat kunnen allerlei verhalen zijn die het kind niet zelf heeft meegemaakt; maar het kunnen ook verhalen zijn die dichter bij de beleving van het kind liggen, of waarin het zelf een rol speelt. Laten we eerst nagaan wat de kenmerken zijn van een goed verhaal. We laten daarbij de taalkundige aspecten liggen, maar onderzoeken de elementen die van belang zijn voor het onderwerp van dit artikel; gewetensvorming.

Verhaallijn

Een goed verhaal heeft een universele verhaallijn. Daar wordt het volgende mee bedoeld: In de opening van het verhaal wordt de situatie geschetst (Er was eens  …) Er wordt een ‘veilig’ en vast patroon beschreven (Elke dag …) Dat patroon wordt – al dan niet plotseling -doorbroken (Maar op een dag …) De hoofdpersoon komt nu voor een keuze of een dilemma te staan (Daarom deed …) Tenslotte wordt het gevolg van deze keuze duidelijk (Uiteindelijk …) 

Deze universele structuur is herkenbaar in elk goed verhaal. Voor ons artikel is met name het moment van de keuze of het dilemma van belang. De hoofdpersoon moet in het verhaal een morele beslissing nemen. 

Identificatie met de hoofdpersoon

In het eerste gedeelte van het verhaal is het van belang dat de hoofdpersoon een bepaalde empathie oproept. De luisteraar of lezer moet zich kunnen herkennen in de persoon, de situatie en/of de rol. Als het goed is, roept het verhaal een gevoel op van inspiratie: ‘Zo wil ik ook zijn’. Of sterker nog; een gevoel van identificatie: ‘Zo ben ik ook’. Als dit gevoel er voldoende is, wordt de lezer/luisteraar meegenomen in het vervolg van het verhaal als het dilemma zich voordoet. Een meer complexe variant is als de hoofdpersoon juist weerzin oproept. In dat geval levert het verhaal aanknopingspunten voor tegenovergestelde conclusies. 

De climax

Een goed verhaal kent een keerpunt, een wending of ook wel een climax genoemd. In de aanloop naar de climax wordt het patroon van het verhaal doorbroken door een gebeurtenis die leidt tot een conflict of een crisis. In de crisis komt een ‘levensthema’ aan de orde dat vraagt om een keuze van de hoofdpersoon. In het verhaal is er sprake van angst, verdriet, of boosheid. De hoofdpersoon komt in een situatie waarin hij of zij moet kiezen, zich al of niet moet verbinden aan een ander of verantwoordelijkheid moet nemen. Dit legt een druk op de hoofdpersoon dat leidt tot een dilemma. Vanwege het eerder genoemde aspect van identificatie, maakt de lezer/luisteraar dat dilemma mee. De crisis komt tot een oplossing. De situatie wordt meestal niet meer zoals het was, maar de hoofdpersoon is veranderd. Hij of zij is moreel gevormd, gezuiverd; wijzer geworden. En van die les mag de lezer/luisteraar meeprofiteren.

Verhalen en gewetensvorming

Nu we gezien hebben hoe de ontwikkeling van gewetensvorming gaat en wat een goed verhaal is, brengen we deze twee elementen met elkaar in verband. Hoe functioneren verhalen in de vorming van het geweten? 

Verhalen aanbieden

 In de eerste plaats gaat het erom dat we verhalen aanbieden. Op school door verhalen te vertellen en een ruime selectie van leesboeken beschikbaar te stellen. Natuurlijk de Bijbelse verhalen, maar ook bij het vak geschiedenis. Gun leerlingen het geluk van minstens één geschiedenisverhaal per week. De verhalen die overgeleverd zijn, kennen doorgaans de hoofdstructuur zoals hiervoor beschreven. In al die verhalen komt een dilemma voor en de hoofdpersoon maakt een morele keuze. De abstracte Bijbelse waarden zoals moed, tevredenheid, trouw, eerlijkheid, vergevingsgezindheid etc. krijgen een gezicht. De kinderen leren zo de betekenis van deze woorden in een realistische context. Ze maken de ‘zuivering’ van het personage mee en identificeren zich daarmee. 

Ook in het gezin kunnen er verhalen worden aangeboden. Bij jonge kinderen mag het voorlezen voor het slapengaan een vast ritueel zijn. In gezinnen met verschillende leeftijden is voorlezen op zondagmiddag of -avond een goede gewoonte. Zeker als het lastig is om de jongeren zelf aan het lezen te krijgen blijft deze mogelijkheid over om hen met goede verhalen te voeden.

Gesprek

We hebben gezien dat een goed verhaal een climax kent waarin een moreel dilemma een keuze vraagt van de hoofdpersoon. Voor de gewetensvorming is het nu zaak om dit bewust in te zetten in een gesprek over het verhaal. Dat kan na afloop maar ook halverwege of juist vlak voor de climax. 

In het kader worden enkele voorbeelden gegeven waarbij de verteller de luisteraar deelgenoot maakt van het dilemma. Het komt nu aan op toepassing van de Bijbelse waarden. De keuze van de hoofdpersoon wordt de keuze van de luisteraar. Dat is het vormende aspect van verhalen.

Luisteren 

De jongeren komen echter in een leeftijd dat hun eigen leven uit verhalen bestaat. Ze verlaten gaandeweg de veilige basis van het gezin en maken in de steeds ruimer wordende wereld van alles mee. In die verhalen zijn zij zélf de hoofdpersoon en worden ze geplaatst voor dilemma’s die om een morele keuze vragen. Ze komen thuis met verhalen over klasgenoten die gepest worden; of ze worden zelf gepest. Ze vertellen over jongelui die seksuele grenzen overschrijden of geweld gebruiken. En als ze het niet vertellen, maken ze het toch mee. Waar is het oor van de opvoeder die ruimte heeft om naar deze verhalen te luisteren? Is er een moeder thuis die het dilemma aanhoort en kan vragen: ‘En wat heb jij toen gedaan?’ Is er een vader beschikbaar die begrip heeft voor de complexe werkelijkheid van zijn kind en het gesprek aangaat ‘Wat zou je een volgende keer kunnen doen?’

Moed geven

En zo komen we bij het slot van dit artikel en het belangrijkste wat we onze jonge mensen kunnen meegeven voor de gewetensvorming: Moed om vast te houden aan de Bijbelse waarden. In al die dilemma’s waar kinderen en jongeren voor geplaatst worden, moeten wij ze leren te luisteren naar hun geweten. Als het goed is, is dat geweten in de peuter- en kleutertijd gevoed met Bijbelse waarden. In de periode tot pakweg twaalf jaar hebben deze begrippen betekenis gekregen door de verhalen die ze hebben gehoord. En nu ze op weg zijn naar zelfstandigheid dienen wij hen te bemoedigen: Luister naar de stem van je geweten; wees moedig in situaties waarin rechtvaardige boosheid van je gevraagd wordt; toon de moed eerlijk te zijn over je angst of verdriet; neem je verantwoordelijkheid; stel je in verbinding met mensen die je nodig hebben; maak duidelijke keuzes. Jongeren die zulke stimulerende ouders hebben, ontwikkelen een karakter waarbij Bijbelse waarden de richting van hun geweten aangeven. Want Hij heeft een getuigenis opgericht in Jakob, en een wet gesteld in Israël, die Hij onzen vaderen geboden heeft, dat zij ze hun kinderen zouden bekendmaken. Opdat het navolgende geslacht die weten zou, de kinderen die geboren zouden worden; en zouden opstaan en vertellen ze hun kinderen. (Psalm 78 vers 5 en 6)


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *